Het herstellen van de band mens-natuur: over de rol van openbaar groen in human rewilding

Jaren geleden ging ik met man en kind logeren op een Franse boerderij. De boerin in kwestie kweekte schapen en spon haar eigen wol. Midden in de weide, tussen het geblaat, vertelde ze ons enthousiast over dat proces. Al gauw werd ze de mond gesnoerd door het gekrijs van zoonlief, die net in de brandnetels was getuimeld. ‘O, mon pauvre petit,’ zei de boerin. ‘Un instant! Je cherche du plantain!

Ijverig speurde ze de grond af, plukte wat groen, kneusde de blaadjes naarstig tussen haar vingers en wreef ze gauw over zoonliefs prikkende huid. Hij kalmeerde.

Du plantain,’ stak ze me glimlachend wat blaadjes toe. ‘Ça marche toujours!’ Ik staarde naar de weegbree in mijn hand en keek vervolgens naar mijn man. ‘Wist jij dit?’ riep ik verwonderd uit. ‘Nee…’ antwoordde hij bedremmeld.

Eeuwenlang werd dit soort kennis overgedragen van ouder op kind. Nu zijn er nauwelijks nog mensen die dit middeltje kennen. Zonde, vindt ook Rob Hopkins. Hij betreurt in zijn boek ‘From What Is to What If’ de ontkoppeling tussen mens en natuur. In een sterk geürbaniseerde wereld vol schermen is steeds minder plaats voor natuurwandelingen, luisteren naar kwetterende vogels en kijken naar ruisende grassen. The Guardian kopte in 2016 al dat driekwart van de Britse kinderen minder tijd in de buitenlucht spendeerden dan de richtlijnen voor de gemiddelde gevangene voorschrijven. Met de toenemende verstedelijking en technologie, vermoed ik sterk dat die cijfers intussen niet verbeterd zijn.

Dat heeft gevolgen, op individueel én op maatschappelijk vlak. Hopkins verwijst naar de golf van depressies en fysieke gezondheidsproblematieken die onze maatschappij overspoelt, het verlies van focus en aandachtsspanne op het werk én het verlies van creativiteit en verbeelding. 

Dat laatste is nochtans onontbeerlijk op vlak van evolutie, ontwikkeling en menselijke vooruitgang, zegt ook Yuval Noah Harari in zijn boek Sapiens. Verbeelding is wat ervoor zorgt dat we de grote problematieken van deze eeuw te lijf kunnen gaan. Dat we klimaatverandering kunnen bestrijden. Dat we het biodiversiteitsverlies kunnen terugschroeven. Terwijl onze ontkoppeling met natuur die problematieken net vergroot.

De oplossing? Human rewilding, of zoals Koen Arts van Wageningen Universiteit het zo mooi omschrijft: het herstellen van de band mens-natuur in een hedendaagse context.

Enkel ecologische rewilding, zegt hij, is symptoombestrijding. Willen we de planetaire milieucrisis aanpakken, dan moeten we ook de mens ‘rewilden’.

Zelf deed hij met zijn vrouw een experiment om een jaar lang minstens de helft van hun tijd buiten te spenderen. Aangezien ze beiden doceren en dat vaak tussen gesloten deuren doorgaat, besloten ze dan ook om buiten te slapen, te koken, te eten. Arts’ experiment was behoorlijk extreem en hij wil dit soort levensstijl ook niet promoten als een must. Wel was het boeiend. Zo merkten ze dat hun zintuigen beter functioneerden. Ze roken intenser, hoorden beter, zagen meer. Hij ondervond ook hoe een relationele benadering van ‘reconnecting with nature’ triomfeert boven een rationele.

Willen we mentaal welzijn, sociale cohesie en duurzaam gedrag stimuleren, dan moeten we dus niet alleen inzetten op educatie en bewustzijn, maar vooral op emotionele verbinding. Op fijne momenten en mooie herinneringen. Zeg maar: senioren uit woonzorgcentra halen en - al dan niet actief - laten moestuinieren met lagere schoolkinderen. Ambtenaren laten vergaderen onder de bomen in plaats van in een gesloten zaal. Onze kleuters hun voorleesuurtje niet in de bibliotheek maar in het park laten beleven. Een huwelijk vieren naast de parkvijver in plaats van in het gemeentehuis.

Dat vergt een mindshift in onze maatschappij waar steden en gemeenten een mooie rol in kunnen spelen door openbaar groen niet enkel beschikbaar te maken maar door mensen er actief heen te leiden. Als ik overdag ga wandelen in het lokale park, ben ik er vaak alleen. Door de huidige indeling en infrastructuur, bots ik er al eens op een jogger, de occasionele hond met zijn baasje aan de lijn en wat spelende kinderen op de schommel, maar voor de rest wordt dat park sterk onderbenut. Hoe heerlijk zou het zijn als we - net als de Scandinaviërs - de parken claimden als het verlengde van onze woonkamer en er een warme grog dronken met onze buren? Als we daar ook tijdens de werkuren onze laptops openklapten en onze wekelijkse vergaderingen hielden? Onze kinderen er af en toe een lesuurtje wiskunde kregen? 

Daar zijn onze parken momenteel niet op voorzien. Vergaderen op een picknickdeken is niet zo handig, laat staan met laptop. Een lesuur lang in kleermakerszit op het gras - wel, dat lukt misschien voor een 7-jarige, maar alvast niet meer voor mij. Is het te zot om te dromen van vergadertafels in het park? Lesbanken zelfs? Wat met die schaakborden die je in de films ziet? En waarom geen jaarlijks event waarbij de lokale gezinnen kunnen kamperen in het park? 

Hoe meer we mensen buiten krijgen, hoe meer connectie ze voelen met de natuur, hoe beter ze er zorg voor dragen, hoe veerkrachtiger en gezonder ze zijn.

Ik geloof er hard in dat we met wat kleine aanpassingen de huidige functies van onze parken sterk kunnen opentrekken. Misschien is dat fantasie. Misschien is dat verbeelding. Maar was het niet net verbeelding die zorgde voor evolutie, ontwikkeling en menselijke vooruitgang? Misschien dat de volgende generatie dan wél weet hoe ze brandnetelgeprik kunnen bestrijden.

Deze column over human rewilding is verschenen in het derde nummer van 2024 van Groencontact, het vakblad van de Verenging voor Openbaar Groen (VVOG).

Reacties