Hoe ik mijn panische telefoonangst overwin om jou te dienen
Ik en mijn GSM, wij zijn niet altijd vriendjes.
Vorige telefoons lieten al het leven in het toilet en in bad. Mijn huidige exemplaar heeft een waaier van zes barsten in het scherm. Hij ging al meermaals tegen de vlakte maar weigert toe te geven aan mijn motorische onhandigheid. Robuust exemplaar, zo blijkt. Bovendien ben ik het ding geregeld kwijt om het vervolgens op de gekste plekken terug te vinden. Geen probleem, zeg jij nu, want dan bel ik toch gewoon even naar mezelf? Klopt, maar aangezien het onding doorgaans op stil staat, heeft dat weinig effect. Dat laatste heeft rechtstreeks te maken met het volgende: ik heb telefoonangst.
Say what?
Nee, nee, begrijp me niet verkeerd. Ik heb geen hersenschimmen van oprukkende GSM’s die me aanvallen in mijn slaap. Ik ben bang om te bellen. Belangstellende, heet dat. Bel-angst-ellende. Online artikels verwijzen soms naar het gebrek aan non-verbale communicatie wat mensen onzeker maakt aan de telefoon, maar ik heb het evengoed - of zelfs nog méér - met videocalls. Onbekende telefoonnummers neem ik niet op. Gekende wél, tenminste als mijn gsm niet op stil staat én ik het ding bij me heb. En dan gebeurt dat nog steeds met de nodige nervositeit.
De mensen in mijn nauwe omgeving weten dat al van me. Die sturen me een getypt berichtje - waarvoor dank. Al heb ik één koppige vriendin die me een hele tijd geleden opbelde en me doodleuk antwoordde “Ja, ik weet dat je niet graag belt. Ik heb besloten dat te negeren. Zet je erover”. Ik was er haar evengoed dankbaar voor.
Het probleem wordt erger als ik zélf het initiatief moet nemen iemand op te bellen. De kapster. De schooladministratie. Een klant. Er zijn nu eenmaal telefoongesprekken waar je niet onderuit raakt, tenzij je bereid bent in het Guinness Book of World Records te verschijnen met het langste haar.
Toen ik mezelf een half jaar geleden als vrijwilliger opgaf bij het GMF om te gaan schrijven voor de Frontaal wist ik wat daaraan vast hing. Mijn telefoon kroop alvast stiekem wat dichterbij. Ik denk dat ik het ding zelfs stilletjes hoorde grinniken.
Na een kleine test run in de zomer-Frontaal, was ik klaar voor het grote werk. Ik gaf mezelf op om te schrijven over mijn grote liefde: de otter. De redactieraad was akkoord en het artikel werd mij toegewezen. Hoera! Met een vastberaden blik pakte ik - naar mijn maatstaven behoorlijk impulsief - mijn telefoon en tikte het nummer over van het scherm voor me. Hoe erg kon het nu eenmaal zijn?
Nu moet je weten dat ik het type persoon ben dat telefoongesprekken altijd voorbereidt. In de ergste gevallen typ ik zelfs teksten uit die ik enkel nog moet voorlezen voor het geval mijn brein volledig tilt slaat in momenten van overkill. Dat ik dit gesprek niet voorbereidde, was achteraf gezien best stoer van me.
En onbezonnen. Heel erg onbezonnen.
BRON https://www.instagram.com/shreyadoodles/
De onderzoeker die ik wilde interviewen, nam zijn telefoon namelijk niet op. Het gerinkel ging over op voicemail. Hier was ik niet op voorbereid. Mijn keel werd droog. Mijn adem stokte. Mijn brein draaide overuren. Shit, wat moest ik allemaal meegeven op dat bandje? Ik haspelde en haperde en struikelde over mijn tong terwijl ik mijn boodschap afratelde en onuitwisbaar op zijn voicemail achterliet. Ik gooide mijn telefoon dicht en duwde me - op mijn bureaustoelwieltjes - weg van het ding terwijl ik er met grote ogen naar bleef staren.
O ja, ademen. Ik mocht niet vergeten ademen.
Mijn telefoontje leverde me wat moois op. Niet één maar twéé interviews met onderzoekers bij het INBO. Een videocall (de zenuwen die ik daarvoor gevoeld heb, zijn een blogpost op zich waard) van twee uur waarbij ik zo ontzettend veel bijgeleerd heb en met een enthousiasme nog gróter dan mijn bel-angst-ellende eindigde. Toen ik afscheid genomen had van mijn gesprekspartner, deed ik een vreugdedansje in de living. En controleerde vervolgens snel of de camera en videoverbinding toch écht wel uit stonden.
Alle buikkrampen, krullende tenen en gierende zenuwen ten spijt: het was het waard. Als telefoneren wil zeggen dat ik kan bijleren over een onderwerp dat mij interesseert en kan praten met een man die zó begeesterd kan vertellen over zijn onderzoek, dan wil ik nog wel duizend telefoontjes plegen. Of honderd. Honderd is ook goed.
Dus als jij ooit een prachtidee hebt dat je in een artikel of blogpost uitgewerkt wil zien en het betreft ecosystemen of biodiversiteit of groeninfrastructuur in steden of een ander onderwerp waar mijn hartje sneller van gaat slaan: geef me een belletje!
Of beter: mail me.
Nu serieus. Met deze blog wil ik het komende jaar graag vragen onderzoeken waar jij, lieve lezer, mee zit. Dat mag gaan over duurzaam leven (en jouw drempels natuurlijk), biodiversiteit, circulaire economie, groeninfrastructuur in steden of eender wat je aan dergelijke thema's kunt koppelen. Je kunt het zo gek niet bedenken. Statiegeld! Watervervuiling! Wasbaar maandverband! U vraagt, ik draai. Zelfs al moet ik daarvoor naar de telefoon grijpen. Laat jouw vraag achter in de comments hieronder en wie weet ga ik er binnenkort mee aan de slag. Hopla! Waar wacht je nog op? Zet mij maar aan 't werk!
Op de hoogte blijven van deze blog? Volg HEADSPIJS op Instagram en Facebook.
Reacties
Een reactie posten