Hoe boeken en struikroven een mooiere wereld creëren

Ik weet niet of u vaak leest, lieve lezer. Fictie, bedoel ik dan. Als kind kon ik erin verdwalen. Pagina's leidden me naar nieuwe werelden en ik tuimelde van woeste bergen in verwoestende oceanen. Boeken namen me mee naar een mooiere wereld. Of een harde wereld. Werelden die ik niet kende. 

Bij ons thuis hadden we jaren de traditie - telkens wanneer de bestelbon van het Davidsfonds in de brievenbus viel - dat elk van ons een boek mocht kiezen. Zelfs op mijn elfde waren dat gewichtige keuzes. Ik nam het hele aanbod door, proefde de achterflappen, wikte en woog. En toen uiteindelijk mijn order toekwam, streelde ik steevast eerst de kaft.

Een boek, dat moet je eerst bevrienden.

Vriendschappen vond ik altijd moeilijk. Ook lezen was een vriend die ik soms verwaarloosde. Het kwam en ging. Sluimerde in stilte in mijn binnenste. Ik gaf er jaren geen gehoor aan. Tot, ergens in mijn twintiger jaren, ik het weer opnam. Mijn vader stak me boeken van Joodse schrijvers in mijn handen en ik beantwoordde die dienst. We leerden elkaar Grossman en Shalev en Yehoshua kennen - of zo herinner ik het mij toch. Vooral Meir Shalev kon mij bekoren. Toen ik op het einde van mijn (eerste) studies mijn thesis moest schrijven, koos ik algauw voor diens kinderboeken - want ja, die schreef hij ook. Inhoudelijk werd het geen sterke dissertatie, maar ik genoot van het vertalen van het schrift (blij dat kinderboeken ook klinkers kregen - een voordeel dat literatuur voor volwassenen niet kent) en de knotsgekke verhalen. Ik las er later uit voor aan m'n zoon, die gefascineerd was door de Hebreeuwse letters en het toch zo gek vond dat die boeken 'achterstevoren' te lezen waren.


Het bericht in april dat Shalev overleden was, stemde me droevig. Deze man die ik ooit mocht interviewen in Amsterdam, die zo vriendelijk was, zo heerlijk kon vertellen, was niet meer. Ik ging naar mijn boekenkast, nam het boek 'Het zat zo', streelde de kaft en glimlachte weemoedig. Dit boek was een fijne vriend. Het bevatte een heerlijk verhaal dat ik deelde met mijn vader. Ik herinner me nog goed de telefoon van mama, die me belde om mee te delen dat papa de hele tijd zat te grinikken tijdens het lezen van 'dat boek dat jij meegaf'. Ze las het nadien ook, maar de humor ging aan haar voorbij - wat ik op mijn beurt onzettend grappig vond.

Na Shalev's dood kocht ik prompt al zijn boeken die ik nog niet had. Dat waren er meer dan ik besefte. Eén ervan: 'Mijn wilde tuin', waarin hij vertelt over zijn tuin in de vlakte van Yizre'el, over hoe hij liefdevol zaad plukte in bermen en bollen wegkaapte uit gebieden die intussen bebouwd zijn. Een deel van zijn cyclamens haalde hij uit een terrein in Jifat, bestemd voor bouw, waarvan de gemeente de buurt opgeroepen had de knollen er eerst nog uit de grond te komen halen. 


Ik deed een paar jaar geleden hetzelfde. De bouwgrond achter het huis van mijn ouders bevatte een grote heuvel aarde, die vol stond met bloeiende kogellook. 'Wel, haal ze!', stimuleerde mijn vader. 'Anders gaan die toch verloren'. Mama haalde een schepje en een zak. Ik zocht een zwakke plek in de haag en kroop erdoorheen. Ik vond er niet alleen kogellook, maar ook een spriet nepeta. Ik nam alles in een volle zak aan mijn fietsstuur mee naar huis en plantte ze meteen in de grond. De nepeta is dit jaar een volle bos. De kogellook staat tot voorbij mijn heupen, me plagend met een bloei die nog moet komen. 


En ik voel trots. Trots op die planten die ruw ontworteld werden en van deze nieuwe habitat hun thuis maakten. Trots op hun overlevingsdrang. Trots op hun pracht.

En ik vraag me af: dat voorstel van die gemeente aan Shalev's achterdeur, waarom is dat hier geen gangbaar concept? Waarom is het geen standaard praktijk om op velden die straks verdwijnen onder een laag beton, eerst te redden wat er te redden valt? Om de planten en zaden en knollen en bollen uit te graven en elders nieuw leven te geven?

Het is wat de Struikrovers doen, in Nederland. Wat begon als een buurtinitatief in Eindhoven, groeide uit tot een heuse beweging. Projectontwikkelaars of gemeentes met bouwplannen, contacteren de struikrovers. Samen met de buren gaan de struikrovers vervolgens het terrein plunderen, om al dat groen een nieuw leven te geven in naburige tuinen. Het is een beweging die ik ook in België wil. 

Misschien kunnen wij iets afspreken? Dat als jij een bouwgrond spot, je er eerst even met je kruiwagen en tuinhandschoenen heen trekt om wat kogellook en kattenkruid te redden?

Het plantje zal je dankbaar zijn. En ik ook.

Reacties